De Centrale Raad van Beroep heeft afgelopen week in drie zaken uitspraak gedaan over het zogeheten dagloon dat de basis vormt van een WIA-uitkering. De uitkomst van deze procedures is dat de wettelijke regels voor het vaststellen van het WIA-dagloon gedeeltelijk buiten toepassing moeten blijven omdat ze in strijd zijn met het verbod van discriminatie op grond van handicap. De in de wet verankerde regels leiden namelijk tot een lager dagloon dan het dagloon dat geldt bij de berekening van een WW-uitkering.
De uitspraken van de Centrale Raad van Beroep volgen na procedures waarin het draait om betrokkenen die te maken krijgen met een lager dagloon voor de WIA omdat UWV bij het berekenen van hun WIA-uitkering het verzekerde loon door 261 dagen heeft gedeeld. Dit terwijl de betrokken personen in de referteperiode niet 261 dagen hebben gewerkt als gevolg van tijdelijke werkloosheid. Hierdoor valt hun dagloon voor de WIA lager uit dan het dagloon voor de WW. De betrokken personen stellen dat dit verschil in strijd is met het verbod van discriminatie.
Oordeel Centrale Raad van Beroep
De Centrale Raad van Beroep geeft de betrokkenen gelijk en heeft geoordeeld dat het verschil in dagloon tussen WIA-gerechtigden en WW-gerechtigden in strijd is met het verbod van discriminatie op handicap (als bedoeld in artikel 14 van het Europees Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij dit Verdrag). Er is namelijk sprake van vergelijkbare gevallen die anders worden behandeld. Dit verschil in behandeling heeft te maken met de ziekte en arbeidsongeschiktheid van de betrokkenen en volgens Europese regels is dat verboden discriminatie vanwege een handicap en hiervoor bestaat geen rechtvaardiging.
Huidige wetgeving voorziet niet in opheffen verschil in behandeling
Het probleem dat centraal in deze blog staat is al langer bekend maar de wetgever voorziet (nog) niet in een wettelijke oplossing. Daarom komt de Centrale Raad van Beroep nu zelf met een (tussen)oplossing. UWV moet bij het berekenen van het dagloon van WIA-uitkeringen rekening moet houden met periodes zonder loon, vergelijkbaar met de methodiek voor WW-uitkeringen. Dit betekent concreet dat UWV het dagloon van de betrokken personen opnieuw moet berekenen en dus ook de hoogte van de WIA-uitkeringen opnieuw moet vaststellen. Hierbij moet rekening gehouden worden met periodes zonder loon waardoor het loon dat is genoten in het refertejaar niet door 261 dagen mag worden gedeeld maar door een lager getal dat overeenkomt met het aantal gewerkte dagen. Hierdoor zal het dagloon hoger worden wat gunstig is voor de hoogte van een WIA-uitkering.
De uitspraken kunnen ook gevolgen hebben voor WIA-uitkeringsgerechtigden met een vergelijkbare situatie.
Uitspraak: ECLI:NL:CRVB:2024:1525