Wie een WIA-uitkering ontvangt heeft niet alleen rechten maar ook plichten. Belangrijke plichten zijn o.a. dat je jezelf geneeskundig moet laten behandelen en dat je je moet inspannen om passend werk te krijgen. Wie deze plichten niet of onvoldoende nakomt kan gekort worden op de uitkering. Meestal gaat het dan – conform het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten – om een verlaging van de WIA-uitkering met 50% voor de duur van vier maanden. Een vrouw die een WIA-uitkering ontvangt en in dienst is van De Haagse Hogeschool kreeg hier onlangs mee te maken waarbij Rechtbank Gelderland van mening is dat deze maatregel terecht is opgelegd.
Re-integratie
In deze zaak draait het om een vrouw die sinds 2020 een WIA-uitkering ontvangt en in dienst is gebleven. Haar werkgever die eigenrisicodrager voor de WGA is vraagt UWV enkele maanden na toewijzing van de WIA-uitkering om een ontslagvergunning maar UWV laat weten dat niet is uitgesloten dat er – simpel gesteld – binnen 26 weken arbeidsmogelijkheden kunnen ontstaan waarna de werkgever het verzoek intrekt. Hierna meldt de werkgever aan de vrouw dat er gestart moet gaan worden met re-integreren en wordt ze voorgedragen voor een functie. De vrouw weigert deze functie omdat ze vindt dat de baan niet aansluit bij haar niveau en opleiding. Kort hierna wordt een medisch onderzoek uitgevoerd met als uitkomst dat de vrouw in uren kan opbouwen en geeft de bedrijfsarts aan dat er een mediator moet worden ingeschakeld.
De vrouw is het niet eens met de gang van zaken en weigert om mee te werken. Zo weigert ze ook om mee te werken aan een arbeidsdeskundig onderzoek. De arbeidsdeskundige brengt vervolgens een rapport uit dat zonder inbreng van de vrouw tot stand is gekomen, waarvoor hij later een berisping krijgt van het Tuchtcollege. Conclusie van de arbeidsdeskundige is wel dat de vrouw geschikt is voor haar eigen werkzaamheden, mits rekening wordt gehouden met haar beperkingen.
Maatregel korting WIA-uitkering
Na enkele maanden getouwtrek en onvoldoende meewerken door de vrouw maakt de werkgever aan haar bekend dat hij een procedure voor het opschorten van de WIA-uitkering is opgestart. Kort hierna wordt een maatregel opgelegd in de vorm van het korten van de uitkering die na bezwaar wijzigt. De werkgever kort de uitkering uiteindelijk voor de duur van vier maanden met 50% nadat aanvankelijk een verlaging van 100% voor de duur van vier maanden was opgelegd.
Rechtszaak
De twee partijen treffen elkaar vervolgens in de rechtbank. De vrouw stelt hier dat ze vindt dat de maatregel niet juist is en dat de nadelige gevolgen van de maatregel niet in verhouding staan tot het doel: de bevordering van re-integratie. De werkgever stelt zich op het standpunt dat de maatregel terecht is opgelegd, omdat de vrouw niet heeft voldaan aan haar re- integratieverplichtingen. Onder andere doordat ze heeft geweigerd om mee te werken aan het medisch- en arbeidskundig onderzoek, maar ook heeft nagelaten om mee te werken aan het opstarten van een mediationtraject.
Oordeel rechtbank
De rechtbank ziet weinig aanleiding om de vrouw te volgen en stelt dat de werkgever de vrouw in redelijkheid kon verplichten om aan een arbeidsdeskundig onderzoek mee te werken. Ook heeft de vrouw haar plicht geschonden door niet mee te werken aan mediation en eisen te stellen aan werk en passend werk te weigeren. Dit kan de vrouw worden verweten omdat uit de Wet WIA duidelijk volgt dat een WIA-uitkeringsgerechtigde verplicht is om mee te werken aan zijn of haar re-integratie. Wat onder meer inhoudt dat men verplicht is om mee te werken aan activiteiten of werkzaamheden die de werkgever wenselijk acht voor verkrijging van mogelijkheden tot het verrichten van passende arbeid. Daar komt bij dat de vrouw meerdere malen is gewezen op haar verplichtingen en dat zij ook kon weten wat van haar verwacht werd. De rechtbank komt uiteindelijk tot de conclusie dat de vrouw onvoldoende heeft meegewerkt aan haar re-integratie en daarmee haar verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 27, 29 en 30 van de Wet WIA heeft geschonden. De Haagse Hogeschool was als werkgever dan ook bevoegd om een maatregel op te leggen.
Schiet de maatregel zijn doel voorbij, zoals de vrouw aanvoert? De rechtbank is van mening dat dit niet het geval is. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat de bedrijfsarts naar aanleiding van een door de vrouw aangevraagde second opinion heeft gerapporteerd dat ze geen beperkingen meer heeft en geschikt wordt geacht voor haar eigen werk. Hierdoor had de werkgever rekening mogen houden met het feit dat van de vrouw ook in die periode verwacht mocht worden dat zij inspanningen moest verrichten die gericht zijn op re-integratie, omdat zij in de periode van het opleggen van de maatregel feitelijk nog steeds in dienst was bij de werkgever.
Uitspraak: ECLI:NL:RBGEL:2023:3359