Het komt in de praktijk voor dat UWV een vervroegde IVA-aanvraag afwijst maar na het volmaken van de wachttijd van 104 weken alsnog een IVA-uitkering verstrekt. Voor belanghebbenden maar ook voor verzuimspecialisten is dit vaak niet te begrijpen, zeker niet als de medische omstandigheden onveranderd zijn. Toch is een afwijzing van de vervroegde IVA-toekenning door UWV juridisch uitlegbaar. In deze blog sta ik hier bij stil.
Duurzaamheidsbegrip
Een IVA-uitkering kan door UWV worden toegewezen als er sprake is van duurzame en volledige arbeidsongeschiktheid. Bij een vervroegde IVA-aanvraag geldt echter een beperkter duurzaamheidsbegrip dan bij een gebruikelijke beoordeling die plaatsvindt tegen het einde van de wachttijd. Het verschil som ik hieronder op.
Tegen het einde van de wachttijd geldt met betrekking tot het begrip duurzaam voor de IVA:
- Er is sprake van een medisch stabiele of verslechterende situatie of;
- Er is sprake van een medische situatie waarbij er op lange termijn een geringe kans op herstel (toename belastbaarheid) bestaat
Bovenstaande vind je terug in artikel 4 Wet WIA. Bij het einde van de wachttijd gelden lid 2 en lid 3 van dit wetsartikel.
Bij een vervroegde IVA-aanvraag is het duurzaamheidsbegrip en dus het toetsingskader beperkter. In dat geval geldt uitsluitend:
- Er is sprake van een medisch stabiele of verslechterde situatie
Oftewel: bij een vervroegde IVA-aanvraag geldt alleen het tweede lid van artikel 4 Wet WIA, zie hiervoor artikel 23 lid 6 Wet WIA. Het moet dus vaststaan dat de situatie van de aanvrager van een vervroegde IVA-uitkering niet meer zal verbeteren. Is hier nog twijfel over dan ontbreekt het aan een wettelijke grondslag om een IVA-uitkering met een verkorte wachttijd toe te kennen.
Conclusie
Bovenstaande betekent dus dat een vervroegde IVA-uitkering geweigerd kan worden om vervolgens aan het einde van de wachttijd wel te worden toegekend. Zelfs als de medische omstandigheden gelijk zijn gebleven. Dit is puur een juridische aangelegenheid die ook wordt bevestigd door de Centrale Raad van Beroep. De Raad zegt hier hetvolgende over: “Het uitgangspunt van de Wet WIA is dat er een wachttijd is van twee jaar. Alleen in gevallen waarin op voorhand duidelijk is dat sprake is van een onomkeerbare situatie, is er een mogelijkheid om hierop met toepassing van artikel 23, zesde lid, van de Wet WIA een uitzondering te maken. Het toetsingscriterium is beperkter dan bij het einde van de wachttijd. Verkorting van de wachttijd is alleen mogelijk als sprake is van een medisch stabiele of verslechterende situatie. “