De Centrale Raad van Beroep heeft gisteren geoordeeld dat zorgverleners die minder dan vier dagen per week werken en betaald worden vanuit een persoonsgebonden budget (pgb) ook recht hebben op een uitkering van UWV. De uitspraak is het gevolg van een procedure die werd opgestart door thuishulp Carol Kollman met hulp van advocatenkantoor Houthoff en vrouwenrechtenorganisatie Bureau Clara Wichmann.
Werkloos
Kollman verloor vorig jaar haar werk als pgb-zorgverlener omdat haar opdrachtgever naar een verzorgingstehuis ging. Om inkomen te hebben vroeg ze een WW-uitkering aan die door UWV werd geweigerd. Conform de ‘Regeling Dienstverlening aan huis’ had ze als pgb-zorgverlener geen WW-recht opgebouwd waardoor zij geen aanspraak kon maken op een WW-uitkering.
Rechtszaak
Kollman stapte na het ongegrondverklaren van haar bezwaar door UWV naar de rechter met o.a. het toegewezen krijgen van een WW-uitkering als inzet. Met succes! Ze werd namelijk door de bestuursrechter in het gelijk gesteld. UWV besloot in hoger beroep te gaan en over dit hoger beroep heeft de Raad zich donderdag uitgesproken.
Volgens de Raad resulteert de uitzonderingspositie – die het gevolg is van de ‘Regeling Dienstverlening aan huis’ – in indirecte discriminatie (van vrouwen). De Raad oordeelt net als de rechtbank dat de uitzonderingsbepaling niet toegepast mag worden op een dienstverlener die vanuit een pgb-budget wordt betaald en minder dan vier dagen werkzaam is. De Raad komt door deze uitspraak expliciet terug van een eerdere uitspraak uit 1996.
Gevolgen
De uitspraak heeft volgens deskundigen grote gevolgen voor tienduizenden zorgverleners die worden betaald uit een pgb-budget. Zij kunnen voortaan aanspraak maken op een WW-uitkering en andere sociale zekerheidsregelingen terwijl er geen premies zijn afgedragen.
Cassatie
UWV kan nog wel van de mogelijkheid gebruik maken om tegen de uitspraak in cassatie te gaan bij de Hoge Raad. Dit is in zeldzame gevallen mogelijk bij sociale verkeringsrechtkwesties.