Staatssecretaris van Financiën Marnix van Rij gaat niet in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over het niet belasten van een verhoging van een WIA-uitkering bij hulpbehoevendheid. Het gerechtshof oordeelde in april dat het belasten van de verhoging van de WIA-uitkering leidt tot een individuele en buitensporige last vanwege invloed op andere regelingen. Daardoor blijft er van de verhoogde uitkering weinig over om de kosten van langdurige hulpbehoevendheid te kunnen betalen.
Wat er speelde
Partijen in het hoger beroep zijn een volledig arbeidsongeschikte man en de Belastingdienst. De man ontvang vanwege zijn hulpbehoevendheid – en op grond van artikel 53 Wet WIA – een hogere WIA-uitkering (100% WIA-maandloon). De WIA-verhoging resulteert na korting op diverse inkomensafhankelijke regelingen echter in minder dan 5% inkomensstijging. Hij houdt dus bijna niks over van de aanvulling.
In bezwaar en in beroep stelt de man dat het zodanig belasten van de verhoging in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol EVRM, omdat het voor hem leidt tot een individuele en buitensporige last. Tevergeefs, want de Belastingdienst en ook de rechter stellen hem in het ongelijk. Het gerechtshof ziet het anders en stelt de man wel in het gelijk. Er is volgens het hof wel degelijk sprake van een buitensporige last. Door de uitspraak van het gerechtshof houdt de man 42% over van de verhoging.
De staatssecretaris heeft in een toelichting op het afzien van beroep in cassatie laten weten dat hij in overleg met de collega’s van SZW en VWS zal zoeken naar een evenwichtige regeling.
Verhoging WIA-uitkering
Het verhogen van een WIA-uitkering is onder bepaalde omstandigheden mogelijk. Het kan dan gaan om een aanvulling tot 85% of 100% van het WIA-maandloon. Voorwaarde is dat de persoon om wie het gaat volledig arbeidsongeschikt is (WGA of IVA maakt niet uit) en voor langere tijd hulp of verzorging nodig heeft. Ongeveer 6500 mensen met een WIA-uitkering ontvangen deze verhoging.