Dat bezwaar maken tegen een WIA-beslissing van UWV soms vervelend kan uitpakken heb ik al vaker in blogs beschreven. Dit wordt door veel bezwaar makende belanghebbenden die zich niet goed laten adviseren regelmatig onderschat. In deze blog besteed ik aandacht aan een recente uitspraak van de rechtbank Rotterdam die UWV in het gelijk heeft gesteld in een zaak waarbij de WIA-uitkering van een vrouw werd beëindigd na bezwaar.
Van 100% naar 0% arbeidsongeschikt
In deze zaak draait het om een vrouw die 100% volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is bevonden omdat de arbeidsdeskundige van UWV geen functies kan duiden. UWV verstrekt haar een WGA-uitkering nadat ze 656 dagen(!!!) te laat was met de WIA-aanvraag. Ze is het niet eens met de ingangsdatum van de uitkering en maakt bezwaar. Dat had ze beter niet kunnen doen.
Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen niet juist vastgesteld. Ook de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan zich niet vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige en kan wel functies duiden. Als gevolg hiervan daalt het arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% naar 0%. UWV maakt na zijn onderzoek bekend de WIA-uitkering te zullen beëindigen. De vrouw maakt vervolgens geen gebruik van de gelegenheid om tegen dit voornemen bezwaren kenbaar te maken. Hierop neemt UWV een eindbeslissing en beëindigt de uitkering.
Beroepsprocedure
De vrouw is het er weer niet mee eens en stapt naar de bestuursrechter in Rotterdam. Daar stelt zij niet alleen dat de uitkering te laat is ingegaan maar ook dat er sprake is van reformatio in peius. Dit is een juridisch begrip uit het bestuursrecht en betekent simpel gesteld dat een burger er door het instellen van bezwaar of beroep slechter voor komt te staan dan als hij of zij dat niet had gedaan. Omdat verslechtering van de rechtspositie bij het instellen van bezwaar of beroep niet is toegestaan kent het bestuursrecht het verbod van reformatio in peius. Aanvullend geeft ze aan dat ze vanwege haar klachten helemaal niet kan werken en dat de zorgvuldigheids-, rechtszekerheids- en evenredigheidsbeginselen zijn geschonden.
UWV stelt allereerst dat het de vrouw aan te rekenen is dat ze haar WIA-aanvraag te laat heeft gedaan. Hier waren geen medische of andere zwaarwegende redenen voor. Deze conclusie neemt de rechtbank over wat maakt dat UWV de ingangsdatum van de WIA-uitkering juist heeft vastgesteld. Ook het doen van een beroep op het verbod van reformatio in peius door de vrouw slaagt niet. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat het verbod van reformatio in peius zich niet verzet tegen een intrekking of herziening van een WIA-uitkering per toekomende datum als UWV ook los van het ingediende bezwaar bevoegd is om de uitkering per toekomende datum in te trekken of te verlagen. De eerder door UWV afgegeven beslissing op bezwaar is in lijn met deze rechtspraak.
Wat betreft de arbeidsdeskundige en medische bezwaren stelt de rechter dat zowel de verzekeringsarts als de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hun standpunten voldoende hebben onderbouwd en hebben toegelicht. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek door UWV dan ook voldoende zorgvuldig geweest.
Beslissing
De rechtbank komt tot de beslissing dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat de vrouw geen gelijk krijgt en UWV de uitkering terecht heeft beëindigd.
Uitspraak: ECLI:NL:RBROT:2022:4224