Voor de eerste keer heeft een kantonrechter een arbeidsovereenkomst ontbonden op de zogeheten f-grond. Werkgevers kunnen zich tijdens een ontslagprocedure op deze grond beroepen als er sprake is van een gewetensbezwaar bij een werknemer die gevolgen voor de werkzaamheden hebben en als er geen aanpassing of herplaatsing mogelijk is. Aan het gewetensbezwaar kunnen religieuze overwegingen, maatschappelijk erkende ethische en politieke motieven ten grondslag liggen.
Korte mouwen
In deze zaak draait het om een apothekersassistente die door haar islamitische geloofsovertuiging niet met ontblote onderarmen wil werken, terwijl haar werkgever – een ziekenhuis – dit met het oog op optimale infectiepreventie voorschrijft. De vrouw die sinds 2003 in dienst is kon in de eerste jaren van haar dienstverband onder werktijd haar onderarmen, overeenkomstig haar geloofsovertuiging, bedekt gehouden. De in 2017 ingevoerde strengere regels – met als doel het verminderen van de verspreiding van infecties – schrijven echter voor dat de armen van ziekenhuismedewerkers onbedekt moeten zijn. Dit wordt dan ook door de werkgever van haar en andere moslima’s op de werkvloer verwacht.
WIP-richtlijn
Gewetensbezwaar
De vrouw wil dit vanwege haar geloofsovertuiging niet. Zij stelt dat het op grond van haar geloofsovertuiging principieel onmogelijk is om met ontblote onderarmen te werken. Vanwege deze gewetensbezwaren heeft de werkgever mogelijkheden onderzocht om haar intern te herplaatsen in een andere functie. Omdat de vrouw moeite heeft met het accepteren van het feit dat zij niet meer als apothekersassistent in het ziekenhuis zou kunnen werken en zij niet heeft willen meewerken aan een externe herplaatsing is dit op niets uitgelopen. Om die reden verzoekt de werkgever de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
Procedure
Tijdens de procedure stelt de vrouw dat haar werkgever verboden onderscheid op basis van godsdienst maakt. Ook vindt ze dat de werkgever meer moeite moet doen om haar te herplaatsen in een passende functie. Tot slot stelt ze dat de richtlijn die betrekking heeft op de onbedekte onderarmen verlopen is en dat het ziekenhuis zich hier niet op kan beroepen.
Het ziekenhuis stelt zich op het standpunt dat de kledingeis – waarbij er met korte mouwen wordt gewerkt – weliswaar indirect onderscheid op grond van godsdienst maakt, maar dat dit onderscheid in de gegeven omstandigheden objectief gerechtvaardigd is in de zin van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb).
Oordeel
De kantonrechter stelt dat de kledingeis noodzakelijk is en dat hij voldoet aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit. Volgens de rechter is er geen ander middel om het nagestreefde doel te bereiken, waarmee geen (of minder) bezwarend onderscheid wordt gemaakt. De kledingeis staat in evenredige verhouding tot het doel. Het onderscheid dat de werkgever van de apothekersassistente maakt is daarom objectief gerechtvaardigd. Hierdoor is er geen sprake van een verboden onderscheid op godsdienst.
Dat de vrouw om geloofsredenen niet met korte mouwen kan en wil werken, zoals het ziekenhuis eist, staat ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet in de weg. De rechter ontbindt de arbeidsovereenkomst maar kent wel een transitievergoeding toe. Er is volgens de kantonrechter geen sprake van ernstige verwijtbaarheid aan de kant van de vrouw.
Beschikking: ECLI:NL:RBMNE:2022:2027