Ziekmelding
De werknemer meldt zich na enkele maanden in dienst te zijn ziek en wordt opgeroepen voor het spreekuur van de bedrijfsarts. Hij geeft aan dat positief te zijn getest op corona en om die reden niet op het spreekuur te kunnen komen. Om dit te bewijzen voegt hij een positieve testuitslag toe die is afgegeven door het Corona test Center. De werkgever vertrouwt het testbewijs niet omdat zijn geboortedatum niet klopt en de naam van de werknemer in een ander lettertype op het bewijs staat dan de rest van de tekst. Na navraag door de werkgever bij het Corona test Center blijkt dan ook dat zij het testbewijs niet heeft opgesteld. De werkgever ontslaat de werknemer vervolgens op staande voet. Als dringende reden wordt het vervalsen van een testverklaring gegeven waardoor er volgens de werkgever sprake is van valsheid in geschrifte.
Verweer
De man is het er niet mee eens en verweert zich met het argument dat de werkgever in strijd zou hebben gehandeld met de AVG door op onrechtmatige wijze bewijs te hebben verkregen. De werkgever had volgens hem niet hebben mogen vragen naar het coronatestbewijs. Daarom vordert hij vernietiging van het ontslag en als dat niet kan een transitievergoeding, een billijke vergoeding van €5000 en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
Oordeel kantonrechter
Naar het oordeel van de kantonrechter had de werkgever wel degelijk een dringende reden voor het ontslag op staande voet waardoor deze in stand blijft. Door het plegen van valsheid in geschrifte heeft de man het vertrouwen van zijn werkgever geschaad en kan er van de werkgever redelijkerwijs niet verwacht worden de arbeidsovereenkomst te continueren. Daarbij rekent de rechter het de man extra aan dat hij bleef volhouden dat het testbewijs echt was. Tot slot stelt de rechter zich op het standpunt, en conform vaste rechtspraak, dat het gegeven dat het bewijs onrechtmatig is verkregen niet automatisch betekent dat dit bewijs moet worden uitgesloten. Het uitgangspunt dat de waarheid in rechte aan het licht moet komen weegt doorgaans zwaarder dan het belang van het uitsluiten van bewijs. Dat zou in het geval van bijkomende omstandigheden die uitsluiting van het bewijs rechtvaardigen anders kunnen zijn maar daarvan is in deze kwestie geen sprake.
Voor de voormalig operationeel medewerker is het einde oefening. Hij verliest de procedure en kan fluiten naar zijn vorderingen. Omdat hij verwijtbaar werkloos is hoeft hij niet te rekenen op een WW-uitkering, die zal UWV in dit geval weigeren.
Uitspraak: ECLI:NL:RBROT:2022:89