Het is een bekend gegeven dat veel medicijnen bijwerkingen (kunnen) geven. Over het algemeen geldt dat de meeste bijwerkingen na gewenning aan een middel verdwijnen, maar soms houden bijwerkingen aan waardoor ze invloed kunnen hebben op het functioneren. Het gebruik van medicijnen en hun bijwerkingen komt dan ook veelvuldig ter sprake bij medische beoordelingen voor de Ziektewet of WIA.
Volledig arbeidsongeschikt door bijwerkingen?
Bepaalde medicijnen kunnen (langdurige) slaapproblemen of alertheidsklachten geven, invloed hebben op het bedienen van machines of vermoeidheidsklachten geven. Toch zijn deze bijwerkingen meestal geen reden om uit te gaan van (volledige) arbeidsongeschiktheid zoals sommige mensen verwachten. Wel kunnen bepaalde bijwerkingen leiden tot (meer) beperkingen op de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die verzekeringsartsen van UWV bij een WIA-aanvraag invullen. Het is aan hen om goed vast te stellen welke beperkingen aangenomen worden als gevolg van het gebruik van geneesmiddelen en hun bijwerkingen.
Dat bijwerkingen niet snel zullen leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid valt ook op te maken uit een recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Die moest in deze zaak een oordeel vellen over een kwestie waarin een vrouw aanvoerde volledig arbeidsongeschikt te zijn vanwege haar migraine-aanvallen en de bijwerkingen (moeheid en verminderde alertheid) van het middel Rizatriptan. De Centrale Raad kwam, zoals bijna altijd bij dit soort procedures, tot de conclusie dat er geen reden was om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts. Die had immers rekening gehouden met deze bijwerkingen en verwerkt in de FML.
Bijwerkingen aantonen
Heb je binnenkort te maken met een Ziektewet- of WIA-beoordeling en ondervind je aanhoudende vervelende bijwerkingen van geneesmiddelen? Dan moet je zo goed als mogelijk aantonen dat je deze bijwerkingen echt ervaart. Ook zul je moeten aantonen in welke mate de bijwerkingen optreden. Uit de jurisprudentie blijkt overduidelijk dat als er bijwerkingen kunnen worden ervaren dit niet automatisch betekent dat ze ook worden ervaren. Je uitsluitend beroepen op een bijsluiter is dus onvoldoende.
Mijn advies: bespreek aanhoudende of vervelende bijwerkingen met je huisarts of behandelaar en laat ze goed vastleggen in je medisch dossier. Vraag van deze aantekeningen een uitdraai om te bespreken met de verzekeringsarts of om eventueel te gebruiken tijdens een bezwaar- of beroepsprocedure.
Genotypering
De laatste jaren is er meer aandacht voor de rol van enzymen bij het verwerken van medicatie. Een klein deel, ongeveer 2-10%, van de Nederlanders ervaart problemen bij het gebruik van geneesmiddelen als gevolg van een afwijkende enzymfunctie. De afkomst van een ouder of ouders kan veel zeggen over het verwerken van geneesmiddelen. Zo laten Nederlanders met een Noord-Afrikaanse of Aziatische achtergrond gemiddeld genomen meer afwijkingen zien. Er is dus sprake van etnische variatie.
Een bij huisartsen en psychiaters bekend voorbeeld – mits je behandelaar goed is bijgeschoold – is het enzym CYP2C19 dat betrokken is bij o.a. het metaboliseren van vaak voorgeschreven antidepressiva. Mensen die moeite hebben met het metaboliseren van dit soort medicatie kunnen langdurig (heftige) bijwerkingen ervaren bij een normale of zelfs lage dosis. Ook kan een geneesmiddel niet of minder goed werken.
Reageer jij heftig op medicatie of houden bijwerkingen van bijvoorbeeld onderstaande middelen langdurig aan? Dan zou je met je behandelaar kunnen afstemmen of het nuttig is om een enzymonderzoek te doen. Dit kan door middel van het aanvragen van een zogenoemd farmacogenetisch profiel. We noemen dit ook wel genotypering. Dit (bloed)onderzoek kan meer vertellen over het vermogen om geneesmiddelen te verwerken. Meer informatie vind je hier.
- Metoprolol (CYP2D6)
- Pantoprazol/Omeprazol (CYP2C19)
- Verschillende antidepressiva waaronder citalopram, paroxetine, fluoxetine etc. (CYP2C19, CYP2D6, CYP3A4)
- Haloperidol (CYP2D6)
- Hydrocortison (CYP3A4)
- Pimozide (CYP2D6)
In het verleden heb ik meerdere klanten op deze mogelijkheid gewezen en bij een enkeling werd inderdaad een afwijkende enzymfunctie aangetroffen. In de meeste gevallen ging het om CYP2C19 en CYP2D6 die betrokken zijn bij het metaboliseren en afbreken van veelgebruikte geneesmiddelen. Het verlagen van de dosering hielp in de meeste gevallen om de bijwerkingen af te laten nemen. Kon dat niet, dan werd er gekozen voor een alternatief dat beter verdragen werd.