Ondanks het advies van de overheid om zoveel mogelijk thuis te werken kun je hier geen absoluut recht aan ontlenen. Dit is de conclusie van een zaak die onlangs speelde bij Rechtbank Gelderland. In deze zaak draait het om een werkneemster die vanwege de coronacrisis thuis wil blijven werken, ondanks dat haar werkgever maatregelen heeft genomen om veilig op kantoor te kunnen werken.
Hoe het allemaal begon…
Nadat er door de meeste werknemers een tijd vanuit huis is gewerkt roept de werkgever, een leverancier van grootkeukens, haar personeel op 11 april op om weer naar kantoor te komen. Daar geeft de vrouw gehoor aan. De werkneemster, die het overheidsadvies en de omstandigheden met betrekking tot covid-19 zeer serieus neemt, voelt zich echter onvoldoende veilig op kantoor. Ze vraagt haar werkgever of ze weer thuis mag werken. Ze krijgt hier toestemming voor onder de voorwaarde dat ze wel op kantoor verschijnt als dat noodzakelijk is. Op 6 mei ontvangen alle werknemers een e-mail met de volgende boodschap:
Vanaf aanstaande maandag werken wij weer allemaal op de zaak. Wij hebben onderstaande maatregelen genomen om jullie veilig te kunnen laten werken:
-
- Iedereen wast zijn handen bij binnenkomst
- Iedereen ontsmet de deurklink van zijn/haar kantoor zelf dagelijks. Indien nodig vaker.
- Iedereen maakt dagelijks zijn eigen werkplek en kantoor schoon (ook na de crisis) voordat hij/zij naar huis gaat. Ook 1x per week afstoffen en stofzuigen. (…)
- Er zijn voldoende schoonmaak en ontstemmingsmiddelen aanwezig.
- Iedereen heeft zijn eigen werkplek met voldoende afstand tot elkaar. (…)
- De tafels en stoelen zijn anders opgesteld. Pauzeren kan door maximaal 4 personen tegelijk in de kantine en op de werkplek. Indien nodig lunchen we in 2 teams.
- Bespreken kan in de kantine.
- Er mag maar 1 persoon tegelijk in de keuken.
- Wij houden minimaal 1,5 meter afstand tot elkaar.
Wij willen bij bovenstaande aanmerken dat iedereen om 8 uur op de zaak start. (…)
De vrouw is het er niet mee eens en na onbevredigende mailwisseling stapt ze naar de rechtbank.
Vorderingen werkneemster
De vrouw beroept zich in deze zaak op de Wet flexibel werken. Ze vordert dat ze thuis mag werken en dat haar arbeidsplaats wordt gewijzigd waardoor zij minimaal tot september 2020 thuis kan werken. Ze onderbouwt dit met het gegeven dat ze in een eerder stadium toestemming van haar werkgever heeft gekregen om thuis te mogen werken. Dat de werkgever dit nu naast zich neerlegt acht zij in strijd met goed werkgeverschap en de zorgplicht die op werkgevers berust.
Verweer werkgever
De werkgever motiveert en onderbouwt op haar beurt dat er in verband met de coronacrisis meerdere maatregelen zijn genomen om de veiligheid van de werkplek en werknemers te waarborgen. De werkgever geeft daarbij ook aan dat zij het van groot belang vindt dat haar werknemers aanwezig zijn op de werkplek. Er moeten pakketten worden aangenomen en bestellingen worden verwerkt die vervolgens verzonden moeten worden. Korte lijnen zijn voor de werkgever van groot belang. Daarnaast begeleidt de werkneemster een collega. Gelet op de werkdruk bij de twee directe collega’s van haar kunnen deze werkzaamheden niet alleen aan hen worden overgedragen. Bovendien zijn de werkzaamheden niet vooraf te plannen, omdat die voortkomen uit geplaatste bestellingen.
Beslissing
De vordering van de vrouw met betrekking tot het aanpassen van de arbeidsplaats wordt conform artikel 2 lid 16 Wet flexibel werken door de kantonrechter afgewezen omdat het bedrijf minder dan 10 werknemers heeft. Volgens de kantonrechter grijpt het zeer algemeen geformuleerde overheidsadvies om zoveel mogelijk thuis te werken niet zo ver in op deze specifieke rechtsverhouding dat de werkneemster daaruit een ‘recht op thuis werken’ kan claimen. De tijdelijke toestemming om thuis te mogen werken mag niet worden gezien als een overeenkomst die als grond kan dienen voor een onvoorwaardelijke arbeidsplaatswijziging. Haar standpunt dat het overheidsadvies de instructiebevoegdheid van haar werkgever inperkt en/of op grond van redelijkheid en billijkheid zonder meer door een goed werkgever moet worden gevolgd, houdt geen stand. De vorderingen van de medewerkster worden dus allemaal afgewezen.
Uitspraak: ECLI:NL:RBGEL:2020:2954