Mensen met een arbeidsbeperking (Wsw/Participatiewet) die een baan hebben doen minder vaak een beroep op de GGZ en de WMO. Dit blijkt uit onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Het rapport van dit onderzoek kun je hier downloaden.
Het aandeel mensen dat gebruikmaakt van de geestelijke gezondheidszorg binnen de groep Wsw’ers zonder baan ligt een kleine 10%-punt hoger dan binnen de groep Wsw’ers die wel aan het werk is. Het hebben van werk is niet alleen goed voor de persoon zelf maar bespaart de samenleving ook geld, aangezien deze doelgroep behoorlijk vaak ondersteuning nodig heeft van psychologen, sociaal psychiatrisch verpleegkundigen en/of psychiaters. In vergelijking met de totale Nederlandse bevolking doen zij vier keer zo vaak een beroep op de GGZ.
Het lagere GGZ-gebruik bij het hebben van werk zien de onderzoekers als een indicatie dat de geestelijke gezondheid erop vooruitgaat. Deze bevinding is in lijn met de bestaande en bekende literatuur die aantoont hoe belangrijk en effectief werk bij geestelijke problemen kan zijn. Wat wel opvallend is is dat het hebben van een baan geen effect heeft op het gebruik van antidepressiva door arbeidsbeperkten.
Tot slot laat de studie zien dat het hebben van een baan de kans om in een Wmo-maatwerktraject te zitten met ruim 9%-punt verkleint.