Rechtbank Midden-Nederland heeft zich onlangs mogen buigen over een ontslagzaak die het gevolg was van (buitenechtelijke) seks op de werkvloer in een christelijke zorginstelling. De werkgever ontsloeg een medewerker als gevolg van dit voorval waardoor deze zijn baan en dienstwoning – waar hij samen met zijn gezin woonde – verloor.
Casus
De man – werkzaam als woonbegeleider – zou gedurende een jaar een seksuele relatie hebben gehad met een vrouwelijke collega. Deze jongere vrouw stelde dat ze hiertoe gedwongen werd. Nadat de werkgever hiervan op de hoogte raakt wordt de man op non-actief gesteld. Als de werknemer via zijn werkgever te horen krijgt dat ze de arbeidsovereenkomst willen ontbinden meldt de man zich ziek.
Tijdens de procedure beroept de werknemer zich op het opzegverbod bij ziekte maar toont hij zich bereid genoegen te nemen met een transitievergoeding, een billijke vergoeding van €50.000 en €20.000 onkosten als er toch ontbonden gaat worden. De werkgever eist op zijn beurt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn, zonder het toekennen van een transitie- of billijke vergoeding.
Privekwestie
De werknemer beschouwt de seksuele uitspattingen tijdens werktijd als een privékwestie maar daar is de kantonrechter het niet mee eens. De seksuele daden vonden immers plaats tijdens werktijd en binnen een zorginstelling waar kwetsbare mensen wonen die kampen met ongeremd gedrag op sociaal en seksueel gebied. Zeker als hij daarbij ook nog het risico aanvaardt dat hij door cliënten kan worden betrapt.
Verwijtbaar
Gezien het feit dat het ontslag niets te maken heeft met de arbeidsongeschiktheid van de werknemer geldt het opzegverbod niet, zo oordeelt de rechter. Ook vindt de rechtbank dat de man verwijtbaar heeft gehandeld door zijn persoonlijke seksuele behoeftes voorop te stellen, in plaats van het richten van zijn aandacht op zijn werk als woonbegeleider. Omdat de werkgever niets te verwijten valt worden de geëiste billijke vergoeding en onkostenvergoeding niet toegewezen. Wel kan de voormalig woonbegeleider aanspraak maken op een transitievergoeding. De kantonrechter vindt zijn handelen niet ernstig verwijtbaar genoeg om de transactievergoeding tegen te houden.